door Jacques Rommel – In de eerste plaats voelde ik me geprikkeld door de titel: christen en atheïst, dat zijn toch twee tegengestelde begrippen? Niet zo voor de auteur van dit boekje. Wat hij daarmee bedoelt verneem je in de ondertitel: ‘Geloven in God, maar leven alsof Hij niet bestaat’. Laat ik maar bekennen dat ik het van meet af aan niet eens was met deze omschrijving. Een atheïst is iemand die het bestaan van God niet erkent en afwijst. Je kunt dus nooit én christen én atheïst zijn. Iemand die in God gelooft, maar leeft alsof Hij niet bestaat zou ik eerder een ‘naamchristen’ noemen, of desnoods een halfbakken christen of een flutchristen, er valt wel een leuke naam te verzinnen. Bij het lezen van de eerste hoofdstukken speelde deze kwestie voortdurend in mijn gedachten, waardoor ik niet echt genoot van de inhoud. Telkens wanneer hij het woord christenatheïst vermeldde, kreeg ik een beetje de kriebels.
Gelukkig begon ik me daar na een paar hoofdstukken overheen te zetten en begon ik het boekje naar waarde te schatten. Groeschel bespreekt meerdere redenen waarom christenen niet tot hun volle potentieel komen, hindernissen waardoor ons geloof niet tot bloei komt, die verhinderen dat wij ten volle genieten van onze relatie met God en vrucht dragen. Zo heeft hij het over mensen die geloven in God maar Hem niet echt kennen, over mensen die nog leven met gevoelens van schaamte en schuld, christenen die de liefde van God niet ervaren, die problemen hebben met gebed. Anderen hebben moeite met lijden en vinden God niet eerlijk, of kunnen niet vergeven, of hebben de hoop opgegeven dat ze ooit hun zwakheden zullen overwinnen. Verdere hoofdstukken gaan over bezorgdheid, het najagen van geluk of geld, de onmacht om het geloof te delen en tenslotte het niet geloven in de kerk.
Het zijn even zovele belangrijke pastorale thema’s waarover heel veel te zeggen valt, en die vaak aan bod komen in preken, boeken en artikels. Het gevaar is levensgroot dat de schrijver met opgestoken vinger gaat vermanen en eens haarfijn gaat uitleggen hoe het nu wél moet. Gelukkig trapt de schrijver niet in die val. Hij schrijft vlot, met een fijn gevoel voor humor, en met ontwapenende eerlijkheid over zijn eigen falen. Hij geeft grif toe dat hij zich herkent is sommige van deze valkuilen, en als lezer word je zeker ook aangesproken op de problemen die je zelf ontmoet in je geloofsleven. Hij illustreert zijn wedervaren met fijne anekdotes die je nu eens doen glimlachen en dan weer oprecht ontroeren.
De hoofdstukken zijn kort, maar krachtig en bijzonder leesbaar. Het leven als christen is er een met vallen en opstaan, een voortdurend leerproces. Het is een grote bemoediging dat een vooraanstaand Amerikaans predikant ons deelgenoot maakt van zijn persoonlijke strijd en daarmee gepaard gaande emoties. Bemoedigend vooral omdat blijkt dat we niet bij de pakken moeten blijven neerzitten wanneer we worstelen met ons geloof, maar dat er genade is, en groei, en overwinning mogelijk is wanneer we God blijven zoeken en tot Hem blijven naderen met een oprecht hart.
Ieder hoofdstukje staat op zichzelf als een fijne, opbouwende preek. Samengebundeld zijn ze een krachtige oproep om boven de omstandigheden uit te groeien, en God zijn werk te laten doen in ons leven. Om die reden durf ik dit toegankelijke, fraai uitgegeven boekje (mooie minimalistische kaft, groot lettertype, wel een tweetal taalfoutjes) van harte aanbevelen.
Ik heb nog altijd een beetje moeite met de titel, maar ik moet bekennen dat het net die gekke titel was die me naar dit boekje deed grijpen…
Craig Groeschel, De Christenatheïst, (Gideon, 2018, 208 blz.)