indekerk

Exodus 39 – ‘Mijn Koninkrijk is niet van deze wereld’

Exodus 39, Johannes 18; Spreuken 15; Filippenzen 2 Wanneer Pilatus Jezus vraagt of Hij ‘de koning der Joden’ is of niet (Joh. 18:33), dan interesseert hem vooral of Jezus al dan niet een bepaalde politieke bedreiging vormt. Is Hij een van die nationalistische en zelfverklaarde ‘messiassen’ die voornemens zijn de autoriteit aan de Romeinse supermacht […]

Exodus 38 – ‘Laat hen één zijn’

Exodus 38, Johannes 17, Spreuken 14, Filippenzen 1 Johannes 17 wordt voortdurend geciteerd in oecumenische kringen. Jezus bidt: ‘voor allen die door hun verkondiging in mij geloven. Laat hen allen één zijn, Vader. Zoals u in mij bent en ik in u (…) opdat de wereld gelooft dat u mij hebt gezonden’ (17:20-21). Dit betekent […]

Exodus 37 – De Geest focust op Jezus

Exodus 37, Johannes 16, Spreuken 13, Efeziërs 6 De komst van de Heilige Geest, de Pleitbezorger of Parakleet, de Trooster, is afhankelijk van het ‘heengaan’ van Jezus, d.w.z. van zijn kruisdood, zijn daaropvolgende opstanding en zijn verheerlijking (Joh. 16:7; vgl. 7:37-39). Dit roept belangrijke vragen op over de relatie tussen de rol van de Geest […]

Exodus 36 – Toch liefde onder voorwaarden?

Exodus 36, Johannes 15, Spreuken 12, Efeziërs 5 Er wordt in de Bijbel op tal van manieren over Gods liefde gesproken. In sommige passages gaat Gods liefde uit naar zijn uitverkorenen. Hij heeft hen lief en niet anderen (bijv. Deut. 4:37; 7:7-8; Mal. 1:2). Maar als we denken dat de liefde van God zonder uitzondering […]

Exodus 35 – ‘Ik zal de Vader bidden en Hij zal u een andere Trooster geven’

Exodus 35, Johannes 14, Spreuken 11; Efeziërs 4 De afscheidsrede die begint in Johannes 14 bevat buitengewoon rijk materiaal over de Heilige Geest. Een paar hoogtepunten: In het Grieks wordt elk zelfstandig naamwoord grammaticaal aangeduid als mannelijk, vrouwelijk of neutraal. Het woord voor ‘geest’ is neutraal. Wanneer een bijvoeglijk naamwoord verwijst naar ‘geest’, dan zou […]

Exodus 34 – God, groot van goedertierenheid en trouw

Exodus 34, Johannes 13, Spreuken 10, Efeziërs 3 Wanneer Mozes aan het eind van het voorgaande hoofdstuk vraagt om Gods heerlijkheid te mogen zien, krijgt hij (zoals we zagen) de belofte dat God iets van zijn goedheid zal vertonen (33:19). Maar niemand, zelfs Mozes niet, kan Gods aangezicht zien en leven (33:20). Dus maakt de […]

Exodus 33 – ‘Moet ik dan zelf meegaan om je gerust te stellen?’

Exodus 33, Johannes 12, Spreuken 9, Efeziërs 2 Men kan Exodus 33 niet verstaan zonder twee dingen te begrijpen: (1) De tabernakel was nog niet gebouwd. De ‘tent der samenkomst’ die buiten de legerplaats werd opgeslagen (33:7) en waar Mozes ging om het aangezicht van God te zoeken, moet daarom een tijdelijke regeling geweest zijn. […]

Exodus 32 – Mozes, een buitengewoon middelaar

Exodus 32, Johannes 11, Spreuken 8, Efeziërs 1 Exodus 32 is tegelijk een van de dieptepunten en een van de hoogtepunten in de geschiedenis van Israël. Slechts maanden na de bevrijding uit de slavernij in Egypte, tonen de Israëlieten zich zo onberekenbaar dat het wegblijven van Mozes op de berg (slechts veertig dagen) hen voldoende […]

Exodus 31 – Jezus is de goede herder

Exodus 31, Johannes 10, Spreuken 7, Galaten 6 In de uitgebreide gelijkenis van de herder in Johannes 10 blijft Jezus de breedte en toepassingen van de gelijkenis uitwerken terwijl Hij talrijke punten langsgaat. We kunnen er een aantal van oppikken: Voor de bijbelkenner is het moeilijk om niet aan Ezechiël 34 te denken. Daar kondigt […]

Exodus 30 – Wij zien! (of toch niet)

Exodus 30, Johannes 9, Spreuken 6, Galaten 5 Zoals de spijziging van de vijfduizend voorafgaat aan de uiteenzetting over het brood des levens, zo gaat Jezus’ genezing van de blindgeborene in Johannes 9 vooraf aan enkele kortere commentaren over de aard van geestelijke blindheid en geestelijk zien. Sommige van de autoriteiten vonden het moeilijk te […]