Wie Vlaanderen beter wil begrijpen, kan niet om het meest recente boek van Hans Geybels heen. In Alledaags geloof komen vrijwel alle aspecten van de roomse volkscultuur in Vlaanderen aan bod. Na een benadering van het begrip ‘volkscultuur’ vanuit een historische, sociologische en theologische invalshoek gaat de auteur in op diverse fenomenen die iedereen wel (her)kent.
In hoofdstuk 2 wordt dieper ingegaan op de oorsprong van de vele kapellen die onze regio rijk is. De auteur neemt je op een boeiende wijze mee op reis langs oude en nieuwe opvattingen over de ontstaansgeschiedenis van deze markante elementen in het (religieuze) landschap. Hierop volgt een hoofdstuk dat de kerstening van onze contreien aansnijdt en worden enkele aannames kritisch tegen het licht gehouden. Gaan de paasvuren wel of niet terug op de Keltische/Germaanse godsdienst en zijn oude kerken effectief gebouwd op de site van heidense cultusplaatsen?
In het vierde hoofdstuk wordt dieper ingegaan op de betekenis van dieren in de religieuze folklore. Geybels toont aan hoe bepaalde gebruiken hertaald worden, waardoor ze tot op de dag van vandaag veel volk blijven trekken. Hierbij miste ik evenwel de paardenprocessie van Hakendover.
Hierna wordt ingezoomd op wonderen en het bedevaartsoort Scherpenheuvel. Boeiend is dat hier ook de Reformatie aan bod komt. Spijtig genoeg gaat de auteur mee met de opvatting dat niet sommige natuurwonderen met pedagogische doeleinden verzonnen zijn door de vroege kerk.
In het zevende hoofdstuk gaat het over de marketing die al sinds jaar en dag als een Siamese tweeling verbonden is met bedevaarten. Nauw hiermee verweven is het tiende hoofdstuk waarin religietoerisme besproken wordt. Hiertussen komt het paasei in de volkscultuur nog aan bod en wordt ingegaan op de vraag of Pater Damiaan in de volkscultuur meer als held of als heilige wordt vereerd. In het hoofdstuk over het paasei schuift de auteur wel even uit door te stellen dat Halloween een goed voorbeeld is van een religieus gebruik, dat door de protestantse elite noodgedwongen ontdaan is van ‘paapse elementen’ omdat ‘de protestantse massa’ Allerheiligen bleef vieren.
Na een korte beschouwing over de gilden volgt een afsluitend hoofdstuk dat de besproken fenomenen, tegen de verwachting van sommigen in, ook in de postmoderne tijd overeind zijn gebleven. Terecht wordt gesteld dat hierdoor de individuele invulling van het geloof voor velen primeert boven de officiële geloofsleer en dat de mens een antwoord zoekt op persoonlijke noden. Hiervan lijkt de religieuze volkscultuur dus optimaal te profiteren.
Afrondend moet nog even aangestipt worden dat dit (pittige) boek voor het overgrote deel bestaat uit een integrale heruitgave of bewerking van eerdere artikelen. Op zich is daar niets mis mee. Hierdoor krijgen deze teksten een breder lezerspubliek, al wordt wel kennis van het Latijn verondersteld. Het was een kleine moeite geweest om Latijnse teksten tussen haken te voorzien van een Nederlandse vertaling. Dat zou het geheel toegankelijker hebben gemaakt. Toch is, voor wie geen Latijn kent, de draad van het betoog wel te volgen.
Hans Geybels, Alledaags geloof; christelijke religieuze volkscultuur in Vlaanderen, (Leuven: Acco , 2015, 332 p.)