indekerk

1 Samuel 5-6 – Wie kan bestaan voor het aangezicht van de HERE, deze heilige God?

1 Samuel 5-6, Romeinen 5, Jeremia 43, Psalm 19

God is nooit blij als hij met minachting behandeld wordt of als zijn expliciete geboden genegeerd of met voeten getreden worden. Want anders zou Hij geen God zijn.

God is goed in staat om zichzelf te verdedigen. Het verhaal dat zich ontvouwt in 1 Samuel 5 en 6 kan zo beknopt worden weergegeven als nu het geval is, precies omdat het even helder is voor de lezer als het dit was voor de Filistijnen, dat God zelf achter de tragische ziekten en dood zat waar ze mee te maken kregen.

De verrassingen begonnen met het omvallen van hun visgod Dagon. Al snel breidde het uit naar een rattenplaag, een epidemie van builen en menige doden – en niet alleen in de stad Asdod, waarheen de ark van het verbond eerst gebracht was, maar ook in andere steden waar zij naartoe werd vervoerd – Gat en Ekron.

Er volgt paniek. Maar tegen het eind van de dag konden alle fenomenen waaronder de Filistijnen leden al een natuurlijke oorzaak hebben. Dit is natuurlijk niet wat zij dachten, maar het was nog altijd moeilijk om zeker te zijn. Dus dokteren de Filistijnse priesters een test uit die zodanig tegennatuurlijk is, dat mocht die test slagen, het volk ervan overtuigd zal zijn dat wat ze doormaken afkomstig is van de hand van ‘de God van Israël’ (6:5, 7-9).

De koeien worden gescheiden van hun kalveren en moeten de wagen naar Bet-Semes trekken, aan de Israëlische kant: God zelf speelt mee met hun bijgeloof en angsten. Terwijl de Israëlieten zich verheugen in de terugkeer van de ark van het verbond, richtte God ‘een slachting aan onder de mannen van Bet-Semes, omdat zij de ark des HEREN bekeken hadden; Hij sloeg van het volk zeventig man’ (6:19).

Er is geen reden om te denken dat dit onmiddellijk gebeurde. Als iemand in de ark had gekeken en meteen was getroffen, zouden anderen wel aardig snel ontmoedigd geweest zijn om hetzelfde te doen. Er is geen aanwijzing dat er een verblindend en verterend licht uit de geopende doos kwam die het vlees van mensen wegbrandde, als in een soort oude Harrison Ford-film.

Het lijkt eerder zo dat zeventig mannen van Bet-Semes in de ark keken (wat strikt verboden was en waar de doodstraf op stond), en ongetwijfeld zagen ze wat er daarin lag (wellicht waren de kruik met het oude manna en Aärons staf die gebloeid had verdwenen, mogelijk weggehaald door de Filistijnen). Maar toen begonnen de doden te vallen, allen vroegtijdig, op welke manier ook – en de enige overeenkomst was dat ze tot de mannen behoorden die in de ark gekeken hadden.

‘Wie kan bestaan voor het aangezicht van de HERE, deze heilige God?’, vraagt het volk zich af (6:20) – terwijl ze niet van plan zijn de wegen van heiligheid te leren, maar wel van de ark af te geraken – net hetzelfde patroon als in de heidense steden.

God zal niet toelaten dat Hij met minachting wordt behandeld, noch ooit toestaan dat zijn verbondsvolk zijn woorden negeert.

[hr_shadow]

Taken from ‘For the Love of God’ by (D.A. Carson), © 1998. Overgenomen met toestemming van Crossway, a publishing ministry of Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org.

Alle rechten op de Nederlandse vertaling behoren toe aan Jan Leplae (http://god-en-gebed.blogspot.com). Niets uit deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de vertaler.

Share:

Facebook
Twitter
Pinterest
LinkedIn