door Raymond R. Hausoul – In dit boeiende werk kiest Bradley Jersak ervoor uitvoerig te reflecteren over de relatie tussen Gods liefde, Zijn almacht en het kwaad. De relevante vraag daarbij is wie God werkelijk is. In het christendom bestaan er verschillende beschrijvingen van Hem, die echter onvoldoende recht doen aan hoe God zich in de Bijbel openbaart. Het boek heeft daarom grote aandacht voor de openbaring die Jezus Christus van God geeft. In zijn reflectie over het kwaad, brengt dat de auteur tot de conclusie dat het kwaad in deze wereld nooit of te nimmer in relatie te brengen is met de God van de Bijbel.
Vanuit die houding kijkt Jersak op een kritische manier naar de breed verspreide (neo)calvinistische theologie die God met het kwaad verbindt. Persoonlijk valt het me op dat deze theologische benadering ook breed verspreid is in christelijk Vlaanderen. De soevereiniteit van God staat dan voorop.
Gedachtes in deze richting luiden: het kwaad is er omdat God dat doet. God is Almachtig en niets staat boven Hem, ook de macht van het kwaad niet. Als het lot van het kwaad op aarde toeslaat, dan dienen we te beseffen dat dit niet los van God gebeurt. Het kwaad is namelijk niet autonoom. Het is een dienstbaar instrument in Gods hand.
Met dit soort gedachtes wil Jersak komaf maken. Gods zelfopofferende liefde, zoals die geopenbaard is op Golgotha, laat zich niet in overeenstemming brengen met bovenstaande zienswijze. Wie anders denkt, houdt te weinig rekening met Gods barmhartigheid. Hij vergeet de relatie tussen Jezus Christus als Zoon van God en het spreken over God de Vader in de christelijke geloofsleer. Extreme theologieën die God en het kwaad met elkaar in relatie brengen dienen daarom te worden vermeden. Het werk van Jersak slaagt er sterk in om de zwaktes van de bovenstaande (neo)calvinistische theologie aan te duiden. Het daagt de lezer uit om opnieuw het heilsplan en de openbaring in Jezus Christus onder de loep te nemen.
Om zijn lezers te helpen vanuit God de Zoon het juiste beeld over God de Vader te krijgen, is het boek in drie grote hoofddelen verdeeld: (1) Beelden van God; (2) De kruisvormige God; (3) Het ont-toornen van God. In heel zijn betoog benadrukt Jersak daarbij continu hoe Gods overgave en participatie bijeenkomen op Golgotha: ‘Aan het Kruis zien we dat God noch de onoverwinnelijke machthebber noch de passieve onbewogen beweger is’ (p.179).
Vanuit zijn reactie op hen die God en het kwaad met elkaar in relatie brengen, geeft Jersak diverse keren sterk de indruk dat Hij God en het kwaad volledig van elkaar wil scheiden. Het kwaad wordt dan een macht los van God. Zo wil de schrijver vanaf hoofdstuk 7, ‘Het Kruis als goddelijke overgave’, de gedachte ontkrachten dat God de schepping oordeelt. Aan het kruis overwint God de toorn en de macht van het kwaad en toont Hij zichzelf enerzijds als de kruisvormige God en anderzijds als de God zonder toorn. Door de eigen nadruk op de kruisvormigheid van God gaat Jersak daarom sterk de richting uit van de (neo-)lutheraanse theologie, die we onder andere terugvinden bij bekende theologen als Jürgen Moltmann.
In zijn pleidooi om God te ont-toornen, beseft Jersak dat er diverse Bijbelteksten zijn die over het ingrijpen van God spreken en die zijn conclusies grondig uitdagen. Zelf is hij zich daar terdege van bewust en wijst hij zijn lezers op het gevaar van het fysiek-letterlijk nemen van dit soort teksten. Wie dat doet, leest de Bijbel vanuit een ongenuanceerd, intuïtief-projectief of mythisch-literair geloof. Dat is voor Jersak niets anders dan biblicisme (p.204-205).
Zo daagt Jersak de lezer uit om in het Bijbelboek Openbaring op een metaforische manier zowel naar de vrede van Christus in de contouren van een Lam als naar teksten over Gods toorn, oorlog en geweld te kijken. Vanuit het heilswerk mogen we zo leren beseffen dat het kruis ons de liefde van God toont en deze de komende toorn uitblust. We dienen te beseffen dat God een zoekende God is die de mens liefdevol achterna gaat. Volgens Jersak zien we bij Jezus dat God de mensheid absoluut niet straft. Het boek daagt ons hierbij uit om het christelijke spreken over God zo nauw mogelijk te laten aansluiten bij de openbaring van Jezus Christus.
Menig christen zal echter moeite hebben met verschillende voorstellen die Jersak doet. Zijn keuze om God te scheiden van de toorn lijkt namelijk te botsen met het getuigenis van het Oude en Nieuwe Testament. De zondvloed of de verwoesting van Sodom en Gomorra laten zich niet slechts verklaren als de ‘natuurlijke’ gevolgen van verkeerde menselijke keuzes, waar God niet actief in betrokken is. Het zijn gebeurtenissen die het gevolg zijn van verkeerde menselijke keuzes, maar die niet los van God kunnen worden gezien. Even lastig is het om de verderfengel in het Oude Testament volledig van God los te koppelen en te stellen dat God met de dood van de eerstgeborenen in Egypte niets van doen had. Jersak gaat dieper in op dit gebeuren en erkent dat er in Exodus een onderscheid wordt gemaakt tussen God en de verderfengel, maar hij gaat te ver als hij beide volledig van elkaar scheidt. Een derde voorbeeld is de beschrijving in Zacharia 14, die spreekt over komst van de Messias op de Olijfberg. Jersak citeert een groot deel uit dit Bijbelgedeelte en waarschuwt voor het biblicisme dat deze tekst gebruikt om uitspraken te doen over Gods toekomstige toorn (p.125-126). Na zijn heldere waarschuwing biedt hij echter geen eigen verklaring van de tekst. Graag had ik de tekst willen bezien vanuit Jersaks bijbeluitleg. Het zou nog meer hebben geholpen zichtbaar te maken hoe de schrijver met de teksten van Gods toorn omgaat. Een uitvoerigere illustratie daarvan ontbreekt echter in dit werk.
Hoewel Zo Zoon, zo Vader een relevante meerwaarde biedt voor de bezinning op de relatie tussen God en het kwaad en de ontmaskering van valse godsbeelden, valt het op dat Jersak enkel over God reflecteert vanuit de openbaring van Jezus Christus. Concreet gaat het dan om de eerste komst van Christus. In hoeverre die openbaring aanvulling krijgt vanuit de gegevens over Christus’ tweede komst is een vraag die jammer genoeg niet aan bod komt.
Ondanks deze tekortkomingen heb ik genoten van Jersaks boek en heeft het mijn eigen perspectief over God op een heerlijke manier uitgedaagd. Jersak is er een meester in om zijn lezers opnieuw versteld te doen staan van de liefdevolle genade van Jezus Christus. In zijn boek onderneemt hij een eerlijke poging om een ander standpunt te laten klinken dan de bovengenoemde visie van het (neo)calvinisme. Doordat deze visie breed verspreid is en evenveel zwakke kanten heeft, is het een gedurfde poging dat Jersak deze strijd durft aan te gaan. Daarom zou ik het zeker willen aanbevelen aan hen die zich te veilig voelen in hun visie dat God in zijn soevereiniteit ook door het kwaad regeert. Het zal helpen om het eigen standpunt kritisch te bevragen en de Bijbelse openbaring van Jezus Christus opnieuw te ontdekken.
Bradley Jersak, Zo Zoon, zo Vader, De God die als Jezus is (Utrecht, 2017, 400 blz.)