door Filip De Cavel – Dit boekje biedt een bescheiden, maar broodnodige bijdrage tot de verdere ontwikkeling van onze kerkelijke samenkomsten. Bescheiden omdat het met zijn acht hoofdstukken verspreid over 156 bladzijden een behapbare lans breekt voor het doordenken van de protestantse én evangelische ‘liturgie’. Jawel, ook evangelische samenkomsten zitten vaak vast in ongeschreven, maar zeer aanwezige orden van dienst. Het is niet omdat we het woord ‘liturgie’ amper in de mond nemen, dat ze afwezig zou zijn. ‘Wij volgen geen liturgie’ betekent niet ‘we hebben geen liturgie’.
Tegelijkertijd dreigen we door het aanbod vanuit de verschillende tradities, maar ook de hedendaagse ontwikkelingen op gebied van muziek en stijl, te bezwijken onder veelvormigheid. Uniformiteit of veelvormigheid: tussen deze twee uitersten zoeken heel wat kerken naar goeddoordachte richtlijnen die Bijbels en theologisch onderbouwd zijn. Dit boekje verkent aan de hand van enkele korte verhandelingen dit spanningsveld en biedt enkele duidelijke suggesties voor hoe het beter kan.
In het eerste hoofdstuk wordt de toon gezet. Een aantal kenmerken van een viering passeren de revue: structuur, liedcultuur, vormen, taalveld en participatie van aanwezigen. Hoe passen deze allen samen in één verhaal waarbij de deelnemer kan ondervinden dat vieren verbindend kan zijn, daar waar men nu vaak de deur uitstapt na de wekelijkse onderdompeling in een ‘bricolage’liturgie?
Hoofdstuk 2 licht ik er ook even uit, omdat dit volgens mij een belangrijke schakel aanlevert voor de rest van het boek. ‘Verkennen van het speelveld’ gaat dieper in op de orde zoals die in de Bijbel voorkomt en verder ontwikkeld werd in de vroegchristelijke kerk. Het is een orde die door theoloog Robert Webber onder de evangelicale aandacht werd gebracht. Webber is de term ‘blended worship’ gaan gebruiken om aan de ene kant de terugkeer naar de Schrift te illustreren, aan de andere kant een ‘radicale toewijding aan het heden’. Het is een liturgie die ruimte biedt aan diverse historische ontwikkelingen die samenkomen in één punt: het ene verhaal van God. Het hoofdstuk gaat dieper in op hoe ‘verbindend vieren’ (de Nederlandse term voor ‘blended worship’) in een aantel delen uiteenvalt: het bijbels ‘gedenken’, de spannende relatie tussen cultuur en liturgie, de uitgangspunten van verbindend vieren (nl. gericht zijn op de heel de mens, gemeente, de wereld) en tenslotte, de vier hoofdkenmerken: samenkomen, woord, maaltijd, uiteengaan. Klaas-Willem de Jong moedigt vanuit deze introductie tot het gedachtengoed van Webber de evangelische kerken aan om met meer zorgvuldigheid in te staan voor erediensten die getuigen van de invloed die cultuur, traditie en theologie uitoefenen op ons denken en voorbereiden.
Tegelijkertijd dreigen we door het aanbod vanuit de verschillende tradities, maar ook de hedendaagse ontwikkelingen op gebied van muziek en stijl, te bezwijken onder veelvormigheid. Uniformiteit of veelvormigheid: tussen deze twee uitersten zoeken heel wat kerken naar goeddoordachte richtlijnen die Bijbels en theologisch onderbouwd zijn. Dit boekje verkent aan de hand van enkele korte verhandelingen dit spanningsveld en biedt enkele duidelijke suggesties voor hoe het beter kan.
In het eerste hoofdstuk wordt de toon gezet. Een aantal kenmerken van een viering passeren de revue: structuur, liedcultuur, vormen, taalveld en participatie van aanwezigen. Hoe passen deze allen samen in één verhaal waarbij de deelnemer kan ondervinden dat vieren verbindend kan zijn, daar waar men nu vaak de deur uitstapt na de wekelijkse onderdompeling in een ‘bricolage’liturgie?
Hoofdstuk 2 licht ik er ook even uit, omdat dit volgens mij een belangrijke schakel aanlevert voor de rest van het boek. ‘Verkennen van het speelveld’ gaat dieper in op de orde zoals die in de Bijbel voorkomt en verder ontwikkeld werd in de vroegchristelijke kerk. Het is een orde die door theoloog Robert Webber onder de evangelicale aandacht werd gebracht. Webber is de term ‘blended worship’ gaan gebruiken om aan de ene kant de terugkeer naar de Schrift te illustreren, aan de andere kant een ‘radicale toewijding aan het heden’. Het is een liturgie die ruimte biedt aan diverse historische ontwikkelingen die samenkomen in één punt: het ene verhaal van God. Het hoofdstuk gaat dieper in op hoe ‘verbindend vieren’ (de Nederlandse term voor ‘blended worship’) in een aantel delen uiteenvalt: het bijbels ‘gedenken’, de spannende relatie tussen cultuur en liturgie, de uitgangspunten van verbindend vieren (nl. gericht zijn op de heel de mens, gemeente, de wereld) en tenslotte, de vier hoofdkenmerken: samenkomen, woord, maaltijd, uiteengaan. Klaas-Willem de Jong moedigt vanuit deze introductie tot het gedachtengoed van Webber de evangelische kerken aan om met meer zorgvuldigheid in te staan voor erediensten die getuigen van de invloed die cultuur, traditie en theologie uitoefenen op ons denken en voorbereiden.
Dit boek is gericht op mensen die actief betrokken zijn bij het ontwerpen van de zondagse erediensten of voorgaan in de samenkomst. Het is qua moeilijkheidsgraad toegankelijk genoeg voor de niet-theologen, maar zet eveneens de deur op een kier voor zij die willen dieper graven via de literatuurlijst aan het eind van elk hoofdstuk.
Mijn oordeel: dit boekje slaagt er in om een eenvoudige, maar broodnodige oproep te lanceren voor allen die bekommerd zijn om het Grote Verhaal dat week na week verkondigd en gevierd wordt in onze kerken. De oproep is heel eenvoudig: laat de manieren waarop dit Verhaal verteld wordt, overeenstemmen met de kracht en creativiteit die het Verhaal van Jezus teweegbrengt. Tal van suggesties en voorbeelden begeleiden deze oproep zonder het theologisch kader uit het oog te verliezen.
Klaas-Willem de Jong (redactie), Verbindend Vieren: Spelen met vormen en stijlen in de eredienst (Boekencentrum, 2013, 156 blz.)