door Raymond Volgers – Het nadenken over God en religie is nooit helemaal weg te denken uit de samenleving. Het zijn thema’s die diep in de mens verankerd liggen en blijven fascineren. Zelfs in de geseculariseerde Westerse samenleving waarin God eigenlijk al ‘dood’ werd verklaard is het niet gelukt om de gesprekken over God en religie voor eens en altijd uit de samenleving te verbannen. Integendeel, in de afgelopen paar decennia komt er juist weer meer ruimte om te filosoferen over God. Invloedrijke hedendaagse veelal atheïstische filosofen gaan weer op zoek naar God of iets wat ‘goddelijk’ kan worden genoemd en zien in min of meerdere mate de onmisbare waarde van religie en spiritualiteit voor de samenleving. Dit is wat mij betreft een positieve ontwikkeling om de gesprekken weer in volle gang te zetten. Toch zullen traditionele christenen die het gezag van de Bijbel hoogachten (waar ik mijzelf ook onder schaar) zich regelmatig achter hun oren krabben in de ontmoeting met deze nieuwe denkers.
De terugkeer van de religie
In het boek Filosoferen over God wordt het gedachtegoed van zeven filosofen besproken die volgens de verschillende auteurs van dit boek mede garant staan voor de zogenaamde ‘terugkeer van de religie’ in de filosofie. René van der Rijst (redacteur) bespreekt Gianni Vattimo (1936) en Alain Badiou (1937). Vattimo pleit voor een samenleving waarin geweld wordt tegengehouden door zwakheid, menslievendheid en respectvolle dialoog. Hij ziet hierin vooral een rol voor religie weggelegd, maar dan wel religie die niet met macht gepaard gaat. Vattimo neemt de incarnatie als voorbeeld voor de mens, omdat God zich bereid heeft getoond om zwak te worden en zijn transcendentie heeft afgelegd. Badiou noemt de bekering van Paulus als voorbeeld voor de mens, omdat dit laat zien hoe een gebeurtenis het leven van Paulus ingrijpend verandert. In het leven van alle mensen dringen ‘gebeurtenissen’ zich op, die de kracht in zich hebben om mensen op een nieuw spoor te zetten. Een ‘gebeurtenis’ kan worden gezien als een religieuze ervaring of een wonder.
Gerard Numann bespreekt de filosoof Peter Sloterdijk (1947). Sloterdijk beschouwt godsdienst als een ‘oefensysteem’. Tegen het postmoderne denken in ziet hij de waarde van grote verhalen en idealen voor de mensheid. Godsdienst biedt ruimte voor zingeving, troost en gemeenschappelijke beleving, wat nodig is om samen te kunnen leven. Een andere insteek zien we bij Slavoj Žižek (1949), die door Floris Schleicher wordt besproken. Net als Vattimo hecht Žižek grote waarde aan de incarnatie. Het sterven van Christus maakt de weg vrij voor de Heilige Geest, voor gemeenschap, broederschap en gelijkheid in de samenleving.
Het gedachtegoed van Richard Kearney (1954) wordt geanalyseerd door Theo Hettema. Kearny pleit ervoor dat we God ontmoeten als we onszelf gastvrij openstellen voor de vreemdeling. De vreemdeling is anders, zoals God ook altijd vreemd voor ons blijft. De vreemdeling kan wel zinvol worden begrepen als we ervoor openstaan. In het denken van Alain de Botton (1969) is religie vooral belangrijk om de gemeenschapszin in de samenleving te bevorderen, aldus Wouter H. Slob. Tot slot bespreekt Hein van den Heuvel de filosofie van Joke J. Hermsen (1961). Hermsen gaat helemaal niet in op religie. Van Den Heuvel bespreekt enkel de weliswaar boeiende gedachten van Hermsen over de tijd. Om deze reden hoort ze eigenlijk niet in het rijtje van de zeven filosofen (en dus ook niet in dit boek?) thuis.
Praten over God
Het boek Filosoferen over God maakt deel uit van de Toer Reeks, een serie van dunne boekjes die het gesprek in de gemeente over verschillende onderwerpen op gang wil brengen. De inhoud van dit boek is beknopt en toegankelijk, maar het intellectuele gedachtegoed zal niet iedereen begrijpen of boeien. Het lijkt mij daarom geen aangewezen literatuur voor een gemeentekring. Het lijkt meer geschikt voor een studiegroep van mensen die geïnteresseerd zijn in theologie en filosofie. Al zullen ook zij niet helemaal tevreden worden gesteld. Het gedachtegoed van de verschillende filosofen wordt in dit boek namelijk niet diepgaand uitgewerkt. Het is eerder een eerste kennismaking die veel vragen oproept. Toch is het goed om via dit boek een beeld te krijgen van wat hedendaagse filosofen denken en schrijven over God en religie. Bijbelse waarheden worden regelmatig aangehaald, maar soms totaal anders geïnterpreteerd dan evangelische christenen gewend zijn. Het is goed om kennis te maken met andere interpretaties, zowel om je eigen denken uit te dagen en aan te scherpen als om de dialoog met andersdenkenden zinvol aan te gaan. In ieder geval vinden we in dit boek meer dan voldoende aanknopingspunten en ideeën om met anderen te praten over God.
René van der Rijst (red.), Filosoferen over God (Boekencentrum, 2016, 92 blz.)