indekerk

De veilige kerk

door Raymond R. Hausoul – Er kan niet genoeg benadrukt worden dat christelijke homo’s vrijwel zonder uitzondering een grote strijd hebben te leveren. Velen lijden onder depressieve gevoelens, suïcidale gedachten en neerslachtigheid. Veilige plekken waar deze gevoelens geuit kunnen worden zijn daarom goud waard. John Lapré beschrijft zich in zijn boek als een van deze personen. Hij durft het aan om in waarheid en liefde te spreken over het verdriet dat hij als homoseksueel in de kerk beleefde. Terwijl hij vroeger een geliefd spreker was, zorgde het vertellen van zijn diepste worsteling – dat hij homoseksueel was – ervoor dat kerken hem de rug toekeerden. Een geliefd spreker moest heteroseksueel zijn.

Vanaf dat moment begon de zoektocht van John Lapré naar zachtmoedigheid in radicaliteit voor Jezus. Hij had er geen baat bij zich aan te sluiten bij de vrijzinnige kerk. Hoewel homoseksualiteit daar geen probleem was, was het evangelie er ver te zoeken. Waar was de kerk die een thuis voor hem kon bieden en hem kon bemoedigen radicaal voor Jezus te blijven gaan, ondanks de persoonlijke uitdagingen?

In dit boek wil John Lapré er radicaal over nadenken hoe de kerk gebroken mensen, zoals vele homoseksuele christenen zich voelen, een veilige plaats kan bieden, zonder dat zij de Bijbelse waarden van Gods koninkrijk daarvoor moet verlagen. Wie de kerk kent, beseft dat dit geen gemakkelijke keuze voor haar zal zijn. Kerken weten zich nu eenmaal geïnspireerd vanuit een strenge traditie een standpunt aan te nemen dat ook de christelijke homoseksueel op een veilige afstand houdt. Voor velen is dat onterecht. Zij die met allerlei verborgen verslavingen worstelen, hebben in de kerk het grote voordeel dat ze hun levenswandel kunnen voortzetten, zonder dat ze beperkt worden in hun kerkelijk functioneren. Wie uit dat hij met het leven worstelt, wordt dikwijls de kerk uitgekeken. Een predikant die openlijk erkent dat hij met pornografie, alcoholisme, geldzucht of homoseksualiteit worstelt, zal in de kortste tijd op verzet stoten. Het imago van de kerk is namelijk belangrijker dan de weerspiegeling van het imago van God in die kerk. Wie aan christelijke homoseksuelen een plaats in de kerk wil geven die verder gaat dan enkel een ‘passief’ bezoeken van de kerkdiensten stuit op heftige kritiek. Moraalridders zullen de kerk beschimpen, omdat ze volledig buiten Gods heilige wetten treedt, want ze ontvangt zondaars en eet zelfs met hen.

Jezus kiest ervoor om mensen te ontmoeten die in de samenleving en de kerken van zijn tijd worden afgewezen. Zelfs de rijke jongeling die ervoor kiest om zelfvoldaan andere wegen uit te gaan, wordt door Hem met liefde aangekeken. Nu moeten we erkennen dat de kerk minder moeite heeft in de liefdevolle omgang met zondaren. De moeilijkheid met de christelijke homoseksueel is echter dat we niet precies weten waar we deze moeten plaatsen. Is hij een welwillende zondaar of een lotgenoot van de gebrokenheid die deze schepping teistert. Ook is de omgang met homoseksuelen moeilijk voor de kerk, omdat ze niet meemaakt dat christelijke homoseksuelen in haar midden heteroseksuelen worden. De homoseksueel blijft worstelen met zijn situatie, ondanks alle gebeden, tranen, geestelijke proclamaties en oproepen om zijn positie ‘in Christus’ te omarmen. Dat maakt het bijzonder moeilijk voor de kerk die streeft naar volmaaktheid en in haar eigen kring het ideaal wil terugzien. Wie uit de kast komt, wordt er dan snel stilzwijgend weer ingeduwd of listig de kerk uitgeduwd.

John Lapré stelt zich daarbij de vraag of Jezus en zijn apostelen ook anderen met een beroep op de Bijbel afwezen? Hoe ging de vroege kerk werkelijk met zonde om? Wanneer was iemand voor Christus en Zijn kerk persona non gratia? Een moeilijkheid bij deze vragen is dat we niet weten hoe Jezus met homoseksuele volgelingen omging. We komen ze gewoon niet tegen in Jezus’ kring. Wel horen we van prostituees en tollenaars. Nu kon een prostituee gemakkelijk financieel geholpen worden en een nieuw leven opbouwen en een tollenaar kon van beroep veranderen of zich radicaal afkeren van de winstzucht. Voor een Samaritaan lag dat anders. Hij moest in de kring worden aanvaard, want zelfs als hij van nationaliteit veranderde bleef hij een ‘aangepaste’ buitenlander. Nu kon een Samaritaan er weinig aan doen dat hij als Samaritaan geboren was. Zou dat ook gelden voor de homoseksueel of dienen we deze met de prostituee of tollenaar te vergelijken? Lapré laat zien dat het erg lastig is om daar als kerk goed mee om te gaan. De homoseksueel roept allerlei emoties en spanningen bij ons op.

Lapré wil in zijn boek richting geven in de vraag hoe we als kerk met de christelijke homoseksueel kunnen leren omgaan (§3). Hij doet dat door vanuit het Godsbeeld naar de kerk en homoseksueel te kijken. Deze benadering kan behulpzaam zijn in het standpunt dat de kerk uiteindelijk kiest. Voor Lapré is het als christelijke homoseksueel daarbij belangrijk dat de kerk dit standpunt ook eerlijk kenbaar maakt. Te vaak worden homo’s in de kerk aan het lijntje gehouden. Hen wordt beloofd dat de kerk hen een thuis wil bieden, maar op het moment dat de homoseksueel zich wil inzetten, wordt hem duidelijk een halt toegeroepen. Qua methodiek voegt Lapré uiteindelijk wel weinig nieuws toe aan benaderingen die in andere boeken over homoseksualiteit aan bod komen. Zijn methodiek blijft vooral gericht op Gods karakter. Naast dit aspect is het namelijk even waardevol voor een kerk om een duidelijk zicht te krijgen op de vraag wat God precies als ‘zonde’ ziet en hoe het Oude en Nieuwe Testament daarmee omgaat. Daarbij hoort de vraag in hoeverre de kerk het ideaal van de volmaakte nieuwe schepping moet laten zien.

 

John Lapré, De veilige kerk, (Ark, 2017, 144 blz.)

Share:

Facebook
Twitter
Pinterest
LinkedIn