indekerk

Ik zal leven

door Jacques Rommel – Van uitgeverij Gideon verwachten we christelijke boeken, maar blijkbaar bevestigen de uitzonderingen de regel. Het boek dat ons toegestuurd werd, is niet specifiek ‘gelovig’ van karakter. ‘Ik zal leven’ is het getuigenis van hoe Henry Orenstein als Poolse Jood de holocaust overleefde. Het boek verscheen reeds in 1987 in de VS, maar werd nu pas vertaald naar het Nederlands.

Het gezin Orenstein leefde voor de tweede wereldoorlog in het Poolse stadje Hrubieszów, samen met acht- of negenduizend volksgenoten. Henry kende er een redelijk gelukkige en welvarende jeugd, groeide op in een warm nest, maar ondervond aan de lijve dat het antisemitisme steeds aanwezig was. Toen hij zestien was, brak de oorlog uit. Er brak een spannende tijd aan waarbij leden van het gezin heen en weer verhuisden, omwille van hun veiligheid. Ingesloten tussen het Rode Leger, de Nazi’s en steeds vijandiger Poolse buren, probeerden ze op een menswaardige manier te overleven. Heel vaak gebeurde dat ondergedoken in geheime schuilplaatsen. In 1942 sloot het net van de Nazi’s zich om hen heen. Henry’s ouders werden geëxecuteerd – massaexecuties waren de orde van de dag – en de kinderen werden naar concentratiekampen gestuurd. Vier broers en een zus. Ze kwamen achtereenvolgens in de kampen Budzýn, Majdanek, Plaszów, Ravensbrück en Sachsenhausen terecht. De broers verloren hun zus na enige tijd uit het oog en hebben haar nooit teruggezien. De jongens slaagden er bijna tot op het eind in om samen te blijven.

In het boek vertelt Henry over zijn jeugd- en zijn kampervaringen. Het is een bijzonder triest boek en hallucinant in de manier waarop nuchter en zonder opsmuk verteld wordt tot welke wreedheden beschaafde, twintigste eeuwse mensen in staat waren. Kampbewakers, gevangenen en zelfs Joodse collaborateurs schepten er genoegen in om mensen te mishandelen, te vernederen en te doden. Hele steden en dorpen werden systematisch afgestroopt op zoek naar Joodse untermenschen, die afgevoerd werden naar de kampen. Bijna zes miljoen Joden (ongeveer de hele beolking van Vlaanderen) werden uitgeroeid. Neergeschoten, vergast, uitgehongerd, in zee gedreven, doodgeknuppeld. Met veel geluk, een beetje wijsheid en ook wat list slaagden drie van de vier broers erin om de gruwelen te overleven.

Het is geen prettig verhaal om te lezen, maar wel uitermate spannend. Je wil echt doorlezen tot het eind. Je beleeft dag aan dag wat Henry meemaakt: zijn pijn, zijn honger, zijn kou, zijn hoop, zijn overlevingsdrang. Uiteindelijk, na bijna zes lange ellendige jaren, komt zijn bevrijding en hereniging met zijn broers Sam en Fred. Zijn broer Felek en zus Hanka werden doodgeschoten in de laatste dagen voor de bevrijding.

Over God wordt niet veel gezegd. Alleen dat vele Joden in de kampen afhaakten van het geloof… Waar was God in de kampen? Vele anderen hielden zich aan God vast en vonden net in hun geloof de steun en de hoop die nodig waren om mens te blijven. Het is duidelijk dat Orenstein bij die laatste categorie hoorde, maar ook zijn broers spelen een grote rol in zijn wil om te overleven, net als zijn verlangen om Hitler tenonder te zien gaan. Dit boek is zeker zo belangrijk als het alom bekende dagboek van Anne Frank of ‘De Schuilplaats’ van Corrie ten Boom. Het bevat bovendien veel meer concrete informatie over wat zich in de concentratiekampen heeft afgespeeld.

Na de oorlog keerde Henry Orenstein terug naar zijn geboortestad. Van de negenduizend joden waren er nog een handvol over. Hen werd duidelijk gemaakt dat ze zich beter uit de voeten konden maken, indien ze in leven wilden blijven. Daarom week Henry uit naar de Verenigde Staten, waar hij een succesvol ondernemer en weldoener werd, evenals een beroemd pokerspeler en organisator van pokertornooien. De man heeft zeker een interessant leven geleid.

Share:

Facebook
Twitter
Pinterest
LinkedIn